Als we de klanken van het Nederlands steeds op dezelfde manier zouden schrijven, waren we nu klaar. We zouden nog wel wat moeten oefenen om snelheid en trefzekerheid te winnen, maar iets nieuws hoefden we niet meer te leren.
Helaas liggen de zaken anders. Om allerlei redenen – historische én praktische – schrijven we klanken vaak op een andere manier. Die afwijkingen van de basiscode moeten kinderen leren. Daar hoeven ze geen regels voor te leren, en zeker geen woordbeelden: codeerpatronen zijn beter.
En verder: van alleen maar balletjes slaan word je geen goede tennisser, van alleen maar boekjes lezen word je geen vlotte lezer. Vlotheid en accuraatheid moeten dus worden getraind.