Intro

Het goede spoor: correcte, glasheldere instructie

Exit dyslexie zit glashelder in elkaar. In grote trekken ziet de opbouw er als volgt uit.

Als we iemand iets willen leren, is het beslist handig om te weten hoe we leren: wat het leren vooruithelpt, en wat in de weg loopt. Om kort te gaan: leren doen we door over dingen na te denken. En nadenken lukt het best als we de nieuwigheden die we onder de knie willen krijgen kunnen verbinden met iets wat we al kennen.

De cruciale vraag als we kinderen gaan leren lezen, zal dus zijn: waarover zetten we ze aan het denken? Het antwoord op die vraag is alleen te leveren als we zelf goed snappen wat we die kinderen willen leren; op voorwaarde dus dat we weten wat we doen als we met letters aan de slag gaan. Het zelf kunnen volstaat niet. Als u iemand wilt leren inparkeren, moet u het niet alleen zelf kunnen, u moet ook kunnen uitleggen hoe u het klaarspeelt. Met lezen is het niet anders.

Het Nederlands heeft een alfabet van 26 letters. Die letters zijn, grof gesteld, symbolen voor de klanken van gesproken Nederlands. Ze symboliseren geen betekenissen. Maar het Nederlands heeft meer klanken dan het alfabet letters heeft. Gevolg: sommige klanken schrijven we niet met een letter, maar met een combinatie van letters op. Bovendien schrijven we de meeste van die klanken niet altijd met dezelfde letters en kunnen we met de meeste letters meer dan één klank schrijven. Vooral die laatste twee punten maken leren lezen en spellen lastig. Maar: er is weinig aan te doen.

Dit is dus hoe het werkt: lezen is geschreven tekens omzetten in klanken; schrijven en spellen is klanken omzetten in tekens. Daarover moeten beginnende lezers dus nadenken. Wat het best lukt als ze de nieuwigheid kunnen laten aansluiten bij iets is wat ze kennen. En waar zit dat voor die kinderen: bij de klanken, of bij de tekens? Dat is simpel: ze kennen Nederlands, ze kunnen gewoon kwebbelen en babbelen, ze weten hoe Nederlandse woorden klinken. Wat letters zijn weten ze niet. Dus: de code die de brug slaat tussen gesproken en geschreven taal leer je het best van klank naar teken aan. Je leert eerst uitvissen welke klanken er in een woord zitten, vervolgens leer je hoe je die klanken opschrijft. Leren lezen doe je door te leren schrijven.

Dat doen kinderen eerst met een redelijk ondubbelzinnig deel van de schriftcode: de basiscode. De moeilijker gevallen leren ze nadien. En ook hoe ze met bijvoorbeeld hoofdletters en leestekens moeten omgaan. Allemaal stap voor stap. Elke nieuwe stap breidt wat ze al weten een klein beetje uit, elke nieuwe stap zorgt ervoor dat het vertrouwde terrein een beetje groter wordt.

Leerkrachten en ouders die vaak radeloos op deze webstek verzeild raken vragen wel eens of de Alfabetcode dat ene kind dat ze maar niet aan het lezen krijgen ook zouden kunnen helpen. Of er in hun specifieke geval toch niet iets anders nodig is? Kinderen zijn toch uniek? En er is toch geen enkele aanpak die voor alle kinderen werkt?

Twee dingen. Eén: we stellen dat u elk kind kunt leren lezen (en dus ook dat ene), maar we stellen niet dat alle kinderen het even snel en uiteindelijk even goed zullen leren. Dat is met fietsen – en met alle andere dingen die moeten worden geleerd in het leven – ook zo: elk zich normaal ontwikkelend kind kan het leren, niet elk kind kan het op zijn vierde en niet elk kind is later kandidaat Tour-winnaar. Twee: in tegenstelling tot alle andere methodes is de Alfabetcode consequent helder en correct. Kunt u één reden bedenken waarom er een groep kinderen zou zijn – kinderen met een stoornis, kinderen die thuis geen Nederlands spreken, kinderen die geen kinderen meer zijn – die beter af is met een aanpak die warrig is en foute dingen aanleert?

Wat de Alfabetcode van alle andere onderscheidt is dit. Commerciële methodes volgen een commerciële logica: hoeveel werkboekjes kunnen we verkopen, hoeveel wandplaten, hoeveel letterdozen, hoeveel dvd’s, hoeveel online-abonnementen, hoeveel handleidingen, en zelfs hoeveel remedial teaching materiaal? Bij Alfabetcode is dat radicaal anders. Het logische richtsnoer is de vraag: hoe ziet taalkundig verantwoord leesonderwijs eruit? En het antwoord staat open en bloot in één boek: Exit dyslexie.