Verzuipen in methodes
‘Veilig leren lezen bijvoorbeeld heeft voor de leerkracht behalve een handleiding, ook ankerboeken, een letterbord, wandplaten, letterkaartjes en een planbord met planbordkaartjes. Als aansluitend materiaal zijn er onder meer steunkaarten, Humpie Dumpie-leeswerkboekjes en een speelleesset. Voor de leerling is er een Werkboekje Start, Veilig en vlot, Veilig gespeld en zijn er werkboekjes, leesboekjes en een magnetische letterdoos. Daarbij komen nog de digitale hulpmiddelen: de Leerkrachtassistent, de Digiregie en de leerlingsoftware. Natuurlijk moet u ook differentiëren. Daarom werkt de methode met twee leerlijnen (maan en zon) en drie aanpakken (maan, ster en zon). Voor handschrift wordt Pennenstreken aanbevolen: ook dat heeft een handleiding en een Leerkrachtassistent, maar ook schrijfboeken, oefenboeken, uitlegkaarten, een kopieerblok en een letterposter.
Stel dat u daar als leerkracht mee aan de slag moet, waarover denkt u dan na? Dat laat zich raden: over hoe u al dat materiaal inzet, over de precieze functie van planbordkaarten, steunkaarten, letterkaarten en uitlegkaarten, over leerlijnen en aanpakken, over werkboekjes, leeswerkboekjes, schrijfboeken, oefenboeken en de speelleesset; maar niet over wat de kinderen moeten leren, niet over hoe het schrift werkt en over hoe u dat het best uitlegt. En daarom helpt al dat materiaal u niet om een leerkracht te worden die kinderen beter leert lezen. Integendeel.’ (Exit dyslexie, p. 427)
Samengevat: zo’n overvloed aan materialen is goed voor de zaken, maar slecht voor de kinderen. Als u het een keer luchtig uitgelegd wilt zien, Arjen Lubach doet dat graag voor u.