PIRLS 2022 – Hoe erg is het? En is er wat aan te doen?
Hoe erg PIRLS 2022 is? Vreselijk.
Of er wat aan te doen is? Natuurlijk.
Maar wat? Stop met zeuren. Leer de kinderen lezen. Dat kan namelijk. In de krant De Morgen van 17 mei 2023 leg ik het allemaal voor u uit. Maar u kunt het stuk ook gewoon hier lezen.
Leer de kinderen lezen. Liefst allemaal. En dat gaat zo
Vlaamse kinderen van tien lezen steeds slechter, blijkt uit het PIRLS-onderzoek van 2022. In 2016 was het niet anders. Ook toen zagen de onderzoekers een sterke daling van het leesniveau, ook toen was er alarm, en werd het gauw weer stil.
Het meest opvallende onderdeel van het PIRLS-rapport is de ranking waarin de gemiddelde leesvaardigheid in de deelnemende landen wordt vergeleken. Maar veel interessanter dan die ranking zijn de cijfers over hoeveel kinderen op een laag, middelmatig, hoog of gevorderd niveau presteren. Vooral als we de cijfers vertalen naar de percentages kinderen die een bepaald niveau niet halen. Kijkt u maar. Het percentage kinderen dat het niveau ‘laag’ niet haalt steeg van 1 in 2006, over 3 in 2016 naar 6 nu. De groep kinderen die het niveau ‘middelmatig’ niet haalde en dus op ‘laag’ bleef steken groeide van 10 procent in 2006, over 20 in 2016 naar 29 nu. Die groep kinderen zou zo klein mogelijk moeten zijn. Volgens het PIRLS-rapport hebben ze ‘immers een leesbegrip dat hen niet voldoende toelaat om goed te functioneren als leerling en als jong lid van onze maatschappij’, zegt het PIRLS-rapport.
Wat zeggen die cijfers over de toekomst? PIRLS test kinderen van tien. PISA, het andere grote internationale onderwijsonderzoek, test jongeren van vijftien. Wat er is gekomen van de generatie kinderen die in 2006 in het PIRLS-onderzoek zat, vernemen we dus in het PISA-onderzoek van vijf jaar later. In 2011 was er geen PISA, maar in 2012 wel. Die studie vond onder de Vlaamse vijftienjarigen 13,7 procent laaggeletterden: jongeren die niet goed genoeg lezen om te kunnen deelnemen aan het maatschappelijke leven. Als 10 procent zwak lezende kinderen in 2006 zo’n vijf jaar later 13,7 procent laaggeletterden opleverde, als we nu bijna drie keer zoveel zwak lezende tienjarigen hebben, hoeveel laaggeletterde vijftienjarigen krijgen we dan over vijf jaar?
Daar maken we ons maar beter zorgen over. Voor we het weten, zijn die laaggeletterde jongeren laaggeletterde volwassenen. Die zitten vaker en langer tegen hun zin zonder werk, ze zijn oververtegenwoordigd bij de OCMW’s en zijn vaker chronisch ziek. Laaggeletterdheid kost de samenleving dus veel geld. Voor de politiek is er dus een gouden kans om geld te sparen én tegelijk mensen een uitzicht te bieden op een beter leven: leer de kinderen lezen, liefst allemaal. Maar hoe?
Heldere minimumdoelen voor het lager onderwijs zouden een goed begin zijn. Momenteel staat er voor lezen bijvoorbeeld: ‘De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) de informatie achterhalen in: voor hen bestemde instructies voor handelingen van gevarieerde aard.’ Het probleem van die eindterm is dat hij niet zegt hoeveel tijd en gesukkel het een kind mag kosten om die informatie te achterhalen. Tekst zonder moeite kunnen decoderen, vlot lezen dus, is namelijk een voorwaarde voor begrijpend lezen. Waarom staat er niet gewoon: ‘Aan het eind van de lagere school is elk kind een vlotte lezer’?
Daaruit zou meteen volgen dat het de verantwoordelijkheid van de school is om daarvoor te zorgen. En niet die van de ouders. Van voorgelezen worden, leer je namelijk niet lezen. Dat komt zo. Jonge kinderen pikken taal op zonder daar bewuste inspanningen voor te hoeven doen. Maar hoe je gesproken taal in geschreven taal omzet, leren ze niet vanzelf. Taal is een cadeau van de natuur, het schrift is een cultuurproduct en hoe we dat hanteren, moeten we kinderen bewust aanleren. En volgens een aanzienlijke groep leesspecialisten is dat ook een realistisch doel: met goed leesonderwijs en voldoende tijd kan elk kind een vlotte lezer worden.
Helaas zijn die leesspecialisten vaak bedroevend vaag over hoe dat goede onderwijs eruitziet. Om daar iets tegenover te zetten, Vier punten die essentieel zijn om het op de rails te zetten en te houden.
- Leer leerkrachten hoe het schrift precies werkt. Zodat ze meer zijn dan blinde uitvoerders van wat door een team methodemakers voor een commerciële educatieve uitgever is bedacht.
- Letters en woorden met de hand schrijven is met afstand de snelste en efficiëntste manier om ze te leren spellen, herkennen en dus lezen. Leer leerkrachten hoe ze kinderen goede, ondubbelzinnig vormgegeven letters leren schrijven. Laat kinderen in elke les schrijven.
- De taal waarin we lezen en schrijven is Algemeen Nederlands. Dat is in Vlaanderen vrijwel niemands moedertaal: niet van de leerlingen, niet van de leerkrachten. Accepteer dat kinderen – of ze thuis een variant van het Nederlands praten of niet – het dus zullen moeten leren. Zie elke les als een gelegenheid om dat te oefenen.
- Stop met afleiders zoeken. Als het om kwaliteit in het (lees)onderwijs gaat, is niet het aantal leerlingen in de klas cruciaal, niet hun moedertaal, niet het inkomen van hun ouders, niet het aantal boeken dat ze ‘gelezen’ hebben. Leerkrachten zijn cruciaal. Geef ze dus een faire kans, leer ze wat ze moeten kunnen en laat ze dat doen.