Waarom Schrijfdans niet deugt
Wat ik toch tegen Schrijfdans heb, vroeg iemand me laatst na een lezing. Schrijbelen schrijftekenen en schrijven. In de lucht, op bord en papier, met muziek. Dat is leuk. Wat kan daar mis mee zijn?
Eerlijk? Zowat alles.
Volgens een nieuwsbrief van uitgeverij Abimo wordt Schrijfdans in zowat 70 procent van de Vlaamse scholen gebruikt en zijn die scholen daar erg tevreden over. Waarom eigenlijk: als kinderen van Schijfdans echt beter zouden leren schrijven, als ze er écht een ‘vlot, vloeiend en veerkrachtig handschrift’ van zouden krijgen, dan zou het probleem van de slechte handschriften door de snel stijgende populariteit van het programma grotendeels opgelost moeten zijn. Maar dat is niet zo. Het geklaag over slechte handschriften is er niet minder op geworden, ook niet op Schrijfdans-scholen. Er klopt dus iets niet.
De achtergrond van Schrijfdans ligt in de grafologie. Dat is de tak van de pseudowetenschap die moeilijk aantoonbare dingen beweert over het verband tussen handschrift en psychologie. Schrijfdans wil de schriftelijke expressie op een creatieve wijze doen ontplooien. Bij elk kind op zijn eigen manier, vanuit zijn natuurlijke bewegingen in de ruimte.
Hoe dat er concreet uitziet, ziet u in Het Droomkasteel, beelden uit de opleiding Schrijfdansdocent 2012-2013, met in de hoofdrol Schrijfdans-auteur Ragnhild Oussoren in eigen persoon.
Er zijn talloze van die Schrijfdans-filmpjes en allemaal roepen ze dezelfde vraag op: Wat zijn die mensen aan het leren? Geen idee. Het finale antwoord op die vraag zou schrijven moeten zijn. Maar hoe je dat leert door te gaan schrijbelen en schrijftekenen in mevrouw Oussorens droomkasteel weet niemand precies.
Dat brengt ons bij het cruciale probleem van Schrijfdans: de aantrekkelijke en daarom populaire illusie dat je iets kunt leren door iets anders te doen. U kent die wel in andere varianten. Dat je beter wordt in wiskunde als je leert schaken, dat je van Latijn beter wordt in vreemde talen, dat je van wiskunde abstract leert denken. Geen enkele van die beweringen klopt. Van schaken leer je schaken en geen wiskunde, van Latijn leer je Latijn en geen Duits. En zelfs binnen de wiskunde is er geen transfer van het ene domein naar het andere: van ruimtemeetkunde word je niet beter in algebra.
Bij Schrijfdans duikt deze illusie in een eindeloze stoet gedaanten op. Schrijven is fijn werk, maar bij Schrijfdans word je daar beter in door grote bewegingen te oefenen. Schrijven is zittend werk, maar dat oefen je door ‘je eigen zwier en zwaai’ staand of lopend uit te voeren. Schrijven doe je ofwel met je linker- ofwel met je rechterhand; Schrijfdans maakt je daar beter in door met beide handen symmetrisch te werken. Schrijven is nauwkeurig werk; bij Schrijfdans word je daar beter in door bewegingen te maken die aan geen enkele nauwkeurigheidseis hoeven te voldoen. Om goed te schrijven moet je dun materiaal leren hanteren: dat leer je bij Schrijfdans met dik tekengerei.
Om de litanie der Schrijfdans-illusies niet te eentonig te maken, presenteer ik er nog een paar in vraagvorm. Wat hebben de eindeloze herhalingen van hetzelfde patroon met schrijven te maken, als je in het Nederlands dezelfde letter zo goed als nooit meer dan twee keer achter elkaar schrijft? Wat heeft schrijven met muziek en ritme te maken? En vooral: waaraan zie je dat een kind vandaag beter is dan gisteren?
Kijkt u eens naar deze groep kleuters die de de Vulkaan doet. Let vooral ook op het commentaar van de juf. Of de kinderen een grotere of een kleinere vulkaan maken, of ze ondertussen naar hun eigen vulkaan kijken of naar die van een ander kind (kijk naar de jongen rechts op de still hieronder!), de juf vindt het allemaal goed, heel goed. Wat een kind ook doet, bij Schrijfdans is het altijd goed. En ook daarom is Schrijfdans zo slecht.
Best mogelijk dat kinderen Schrijfdans leuk vinden, ook al leren ze er niets van. Dat laatste doen ze bij Schrift bijvoorbeeld wel. Hieronder ziet u kleurwerk van vierjarige kleuters. Ze hebben een half uur (!) instructie gekregen over hoe ze moeten zitten, hoe ze potlood beetpakken en hoe ze moeten kleuren. Nadien kregen ze elk één bloemblaadje of één zo’n driehoekje. Wat u ziet zijn niet alleen de goede prestaties, het zijn alle prestaties die die dag in klas geleverd zijn. Is dat goed kleurwerk of goed voor kinderen van vier?
En denkt u nu echt dat deze kinderen het niet leuk vinden om zo goed te kunnen inkleuren? Als u nu uw geld moet inzetten op de groep kinderen die volgens u later betere letters zal schrijven, wedt u dan op de Schrijfdans-kinderen die de vulkaan hebben gemaakt, of op de Schrift-kinderen van de bloemblaadjes?
Ter aanvulling dit. De Nieuw-Zeelandse onderwijskundige John Hattie weegt in zijn boek Visible Learning (Leren zichtbaar maken) 138 courante onderwijspraktijken tegen elkaar af en maakt een rangschikking: wat heeft het grootste positieve effect? En kijk: perceptual motor programs – programma’s à la Schrijfdans – komen met een verwaarloosbaar positief effect van 0.08 op de 128e plaats. Anders gezegd: wat de kinderen van Schrijfdans leren, leren zo zonder Schrijfdans ook wel, door op te groeien. Op school Schrijfdans doen, is morsen met de tijd van de kinderen: de tijd waarin ze iets zouden kunnen leren, opmaken aan iets waarvan ze niets leren.
Basisschoolkinderen vallen onder de leerplicht. Ze moeten leren, zegt de wetgever, willen of niet. Meestal willen ze dat wel, want leren is best prettig. Maar als kinderen moeten leren, moeten leerkrachten het op school dan niet zo aanpakken dat de kinderen het meest en het makkelijkst leren? Natuurlijk, zou ik denken. En daarom is Schrijfdans iets wat je geen enkel kind kunt aandoen.