Wat u moet weten over ‘begrijpend lezen’
Je hebt technisch lezen – dat is voor beginners – en je hebt begrijpend lezen – dat is voor gevorderden. Begrijpend lezen is waar het eigenlijk om gaat in het leesonderwijs, het uiteindelijke doel. Dus daar moeten we ons vooral mee bezighouden. Zo denkt Pedro De Bruyckere erover, en de meeste mensen met hem.
Op het eerste gezicht kan er niets mis zijn met die voorstelling van zaken. En toch scheelt er wat aan.
Om te beginnen: het schrift is een code. Wat doet die? Die zet spraakklanken om in tekens, in letters. En omdat codes omkeerbaar zijn, kunnen die tekens weer worden omgezet in klanken. Het eerste is coderen, schrijven; het tweede is decoderen, lezen. Dat simpele idee zegt ook wat het schrift niet doet. Als het schrift klanken in letters omzet, dan zet het geen betekenissen in letters om.
Lezen is dus niet: letters in betekenissen omzetten. Lezen is in de eerste plaats decoderen: letters in klanken omzetten. Zodra dat is gebeurd, is begrijpen wat we hebben gedecodeerd niet begrijpend lezen, maar gewoon begrijpen. Wat daarvoor nodig is, is precies hetzelfde als wat er nodig is om te begrijpen wat iemand zegt: taal. Anders gezegd: zodra tekst is gedecodeerd, is begrijpen wat er staat geen leesprobleem meer. Vanaf dat moment is het een taalprobleem.
De term begrijpend lezen slaat dus eigenlijk nergens op. Tegen die achtergrond is het te makkelijk in te zien waarom onderwijs in leesstrategieën zo weinig oplevert. Jazeker, het verheldert de structuur van de tekst waarmee we in de klas bezig zijn en de kinderen zullen daardoor wel beter begrijpen wat erin staat, maar over het algemeen hebben ze maar weinig aan die oefening als ze plots een andere leesopdracht voor de kiezen krijgen.
Om beter te worden in begrijpend lezen, moeten kinderen dus in de eerste plaats zo vlot mogelijk leren decoderen: hoe minder moeite dat kost, hoe meer energie ze over hebben om zich op de betekenis te concentreren. In de tweede plaats moeten ze zo goed mogelijk vertrouwd raken met de taal waarin teksten worden geschreven.
Daarom is voorlezen zo’n goed idee. Ook als kinderen al wat ouder zijn en best al zelf lezen. Daar leer je niet van decoderen, maar wel begrijpen. Op voorwaarde dat er tekst wordt voorgelezen waar kinderen wat van kunnen leren. Teksten die misschien net iets te moeilijk voor ze zijn. Ambitieus gekozen, langere teksten dus, die van voor tot achter worden gelezen.
Er is keus te over: Minoes van Annie Schmidt, De jongen in de gestreepte pyjama van John Boyne , Olle of Het boek van alle dingen van Guus Kuijer, Ilios van Imme Dros, Momo of Het oneindige verhaal van Michael Ende, Huckleberry Finn van Mark Twain, Alice in Wonderland van Lewis Carol (niet van Disney), Harry Potter of – waarom niet – Tolkien In de ban van de ring? En wie zegt dat het fictie moet zijn? Kaas en de evolutietheorie van Bas Haring of Yanis Varoufakis die De economie uitlegt aan zijn dochter kunt u gerust ook voorlezen.
Kinderen boeken daar soms spectaculaire vooruitgang mee. Dus: als u wilt weten wat u de volgende vakantie kunt doen voor uw kinderen: voorlezen – boeken van voor tot achter. Geniet ervan.