Hoe goed onderwijs is? Kijk hoe de meest kwetsbare kinderen het doen
Hoe goed leesonderwijs is, meet je aan hoeveel procent van de kinderen goed leert lezen. Daar lijkt weinig tegen in te brengen, maar toch klopt het niet. In Making Kids Cleverer legt de Britse publicist David Didau uit waarom.
Als we echt willen weten hoe goed we lesgeven, zegt Didau, moeten we niet naar de prestaties van alle kinderen kijken, we moeten vooral die van de meest kwetsbare in het oog houden. We weten namelijk al lang kinderen uit de bevoorrechte sociale groepen met meer kennis over de wereld aan de start komen, dat ze op meer hulp en steun thuis kunnen rekenen als ze problemen krijgen, dat hun schoolsucces minder afhangt van wat er op school gebeurt. Slechte methodes maken hun slachtoffers vooral bij de andere, sociaal meer achtergestelde kinderen.
Als kinderen uit rijkere milieus goed leren lezen, heeft dat vast ook met onderwijs te maken, maar minder dan we graag denken. Didau stelt: Die kinderen komen er meestal wel, zelfs ondanks de school.
Maar als kinderen uit armere milieus goed leren lezen, komt dat meestal niet omdat ze veel boeken in huis hebben waarin ze samen met mama en papa veel hebben kunnen oefenen. Als kwetsbare kinderen het goed leren, hebben ze dat meestal vooral aan de school te danken: aan het feit dat ze goed onderwijs hebben gekregen.
En hoe zit dat nu met het leesonderwijs in Vlaanderen en Nederland? Volgens PISA 2016 behaalt 80 procent van de Vlaamse jongeren voor begrijpend lezen het niveau ‘middelmatig’. Als 80 procent van de jongeren vrij tot zeer goed leert lezen, kan het leesonderwijs dat ze krijgen niet zo slecht zijn, zou je denken.
Maar: als 80 procent het niveau ‘middelmatig’ haalt, komt 20 procent niet verder dan het niveau ‘laag’. ‘Niveau laag’ betekent eigenlijk laaggeletterd. Van de volwassenen in Vlaanderen is zowat 17 procent ook laaggeletterd. En het percentage kinderen dat in armoede opgroeit is ook grofweg hetzelfde. Laaggeletterde mensen zijn niet noodzakelijk arm, maar dat er een verband is tussen armoede en laaggeletterdheid staat buiten discussie.
De hamvraag is dus: hoeveel kinderen groeien er op bij arme, laaggeletterde ouders en worden tóch vlotte lezers? Dat valt tegen. Keer op keer laat PISA zien dat de kloof tussen kansrijke en kansarme kinderen in ons onderwijs groter wordt. Volgens Didau laat net die laatste groep van kwetsbare, kansarme kinderen zien hoe goed ons leesonderwijs écht is.
En wat gaan we nu doen? Ons nog wat zand in de ogen laten strooien door de 80 procent die met zowat elke aanpak vrij tot zeer goed zouden leren lezen? En volhouden dat er met Veilig leren lezen en ik lees met hup en aap niets mis is en dat het de omstandigheden zijn die die kinderen finaal de das omdoen? Of uitvissen hoe we zelfs de kwetsbaarste kinderen tóch aan het lezen krijgen en daarvan leren hoe goed leesonderwijs eruitziet. Want, zoals Didau stelt, wat het best werkt voor de meest kwetsbare kinderen, werkt het best voor alle kinderen.